In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwamen er bij het gemeentebestuur diverse verzoeken binnen om telefoonlijnen over straat te mogen aanleggen tussen bijvoorbeeld het kantoor en het pakhuis van een bepaald bedrijf. Het waren de eerste telefoons in Den Bosch.
Diverse steden kenden al een plaatselijke telefoonnet. Nadat de onderhandelingen met de Bell Telephoon Maatschappij op niets waren uitgelopen, sloot Den Bosch in juni 1886 een overeenkomst met de firma Ribbink, Van Bork en Co. uit Amsterdam. Een enkel gemeenteraadslid was tegen, omdat hij liever zag dat de concessie aan Bell werd verleend. Bell immers beheerde ook andere lokale telefoonnetten en dat zou wellicht een voordeel kunnen zijn bij het interlokaal telefoneren.
De firma Ribbink plaatste een groot aantal palen in de stad, want de telefoonlijnen moesten immers bovengronds met elkaar worden verbonden. Niet iedereen was daar even gelukkig mee en verschillende klachten bereikten het gemeentebestuur: „Zou die paal niet iets verder neergezet kunnen worden? Bijvoorbeeld voor het huis van iemand die abonnee wilde worden?”
Veel abonnees waren er niet. Bovendien moesten alle verbindingen met de hand in de telefooncentrale worden gesloten. 's Nachts konden mensen bijvoorbeeld niet telefoneren. Dan was de telefooncentrale aan de Markt automatisch verbonden met het zich ernaast bevindende politiebureau. Daar zou dan de telefoon opgenomen worden als 'de schel' overging. De telefoonmaatschappij verplichtte zich zodra er vijfhonderd abonnees waren over te gaan tot ook een nachtelijke bezetting van de telefooncentrale.
De 'Officiëele lijst van geabonneerden' uit april 1903 laat zien dat het aantal van vijfhonderd na vijftien jaar nog steeds niet bereikt was. Telefoonnummer 1 had jhr. mr. Verheyen uit de Eerste Nieuwstraat. Het hoogste nummer was 278 en dat behoorde toe aan M. Simons van Magazijn De Gunst aan de Pensmarkt. De nachtbezetting was toen kennelijk niet optimaal geregeld, want in de dienstregeling staat het verzoek: „Tusschen 's avonds tien uur en 's morgens zeven uur schelle men niet, dan in hooge noodzakelijkheid.”
Andere aanwijzingen voor het gebruik van het toestel waren er ook. Er moest aan een kruk worden gedraaid en als de hoorn goed tegen het oor gehouden werd kreeg men verbinding met het Centraal Bureau. Dan moest het verlangde telefoonnummer meegedeeld worden, de verbinding werd gelegd en zodra de beambte 'voorwaarts' zei, moest de hoorn opgelegd worden. Dan moest opnieuw aan de kruk worden gedraaid (de schel ging dan bij het verlangde toestel over) en de hoorn weer van de haak genomen. Werd ook de andere hoorn opgenomen, dan kon er gepraat worden. Na afloop van het gesprek moest - natuurlijk - de hoorn weer worden opgehangen, maar er moest nogmaals aan de kruk worden gedraaid („zonder dit teeken zoude tot nadeel van de geabonneerden de verbinding blijven bestaan en men niet door anderen kunnen geroepen worden”).
Tegenwoordig gaat het heel wat gemakkelijker en vlugger. Je kunt momenteel zelfs telefonisch een fax krijgen. Als je die uit Australië ontvangt, blijkt uit de datum en het tijdstip zelfs dat die eerder aankomt dan hij verstuurd is!
|